18 december 2007

Hof van Justitie doet uitspraak in de zaken Viking en Laval

door K. Nevens

1. "Judgment day for the trade union movement" - om Brian Bercussons woorden te gebruiken - is geweest: op 11 december en 18 december 2007 deed het Hof van Justitie respectievelijk uitspraak in de zaken C-438/05 (International Transport Workers’ Federation and Finnish Seamen’s Union, hierna Viking) en C-341/05 (Laval un partneri).

In de eerste zaak stelde de Engelse rechter aan het Hof van Justitie de vraag of een oproep van de internationale vakvereniging ITF aan haar nationale leden (tevens vakorganisaties) om niet te onderhandelen met een welbepaalde onderneming, in strijd was met de vrijheid van vestiging zoals gewaarborgd door artikel 43 EG-Verdrag. De oproep kwam er op vraag van Finse vakbond van zeelieden, die zich zodoende het alleenrecht wenste voor te behouden om te onderhandelen met Viking, een Finse reder die overwoog uit te vlaggen naar Estland.

In de tweede zaak vroeg een Zweedse rechter het Hof van Justitie een oordeel te vellen over de verenigbaarheid van een tegen een Letse onderneming gerichte boycot en het vrij verkeer van diensten zoals gewaarborgd door artikel 49 EG-Verdrag. Deze boycot werd opgezet door een Zweedse vakvereniging en beoogde de buitenlandse onderneming aan te zetten om een collectieve arbeidsovereenkomst "naar Zweedse normen" af te sluiten. In deze zaak moest rekening worden gehouden met de bepalingen van Richtlijn nr.96/71 inzake de (grensoverschrijdende) terbeschikkingstelling van werknemers. Deze richtlijn geeft elke lidstaat de mogelijkheid om "a nucleus of mandatory rules for minimum protection to be observed [...] by employers who post workers there", vast te leggen.

2. In beide arresten erkende het Hof van Justitie - op basis van verschillende internationale instrumenten - dat het recht op collectieve actie een grondrecht is dat deel uitmaakt van de door de lidstaten gedeelde waarden en beginselen van de EG. Verschillende internationale vakverenigingen zoals de ITF en de ETUC ontvingen de uitspraken op dit vlak dan ook positief. De ITF liet evenwel ook uitschijnen dat in de zaak Viking "the devil is in the tail", terwijl de ETUC met betrekking tot de zaak-Laval regelrecht haar teleurstelling uitte.

Het Hof van Justitie oordeelde immers dat een collectieve actie een inbreuk kan vormen op één van de beginselen van het vrij verkeer. Zodanige actie kan slechts worden getolereerd indien zij (de vrijwaring van) de bescherming van de werknemers beoogt en daarenboven geschikt en evenredig is om dat doel te bereiken.

Waar in de zaak Viking het Hof de nationale rechter opdroeg over te gaan tot afweging van het vrij verkeer ten aanzien van het recht op collectieve actie, oordeelde zij in de zaak Laval zelf dat de blokkade van de Zweedse vakvereniging niet door de beugel kon. Het Hof laat daarbij uitschijnen dat collectieve actie slechts gerechtvaardigd is wanneer de naleving of vrijwaring van de conform richtlijn 96/71 op- en vastgelegde "harde kern" van arbeidswetgeving wordt nagestreefd. De Zweedse vakbond ijverde evenwel net voor een CAO die gunstigere bepalingen omvatte én voor minimumlonen, waaromtrent de Zweedse wetgeving niets bepaalt.

Enkele schijnbare contradicties


3. Het Hof van Justitie geeft duidelijk aan dat elke lidstaat conform de in de richtlijn voorgeschreven methoden en rekening houdende met de daarin opgenomen restricties, moet bepalen welke de minimumnormen zijn die door buitenlandse dienstverrichters moeten worden gerespecteerd. In principe moet de statelijke overheid hierbij handelen. In de bouwsector voorziet men ook dat de minima zouden worden vastgelegd bij algemeen bindend verklaarde CAO. In Zweden kent men deze laatste rechtsfiguur evenwel niet.

Het Hof verduidelijkt met andere woorden dat niet-algemeen bindend verklaard CAO's niet kunnen worden aangewend of worden geïnterpreteerd als zijnde minimumnormen. Werkgevers- en werknemersorganisaties zijn volgens het Hof immers geen "publiekrechtelijke entiteiten" (Laval, overweging nr.84) . In datzelfde arrest, maar dan met betrekking tot het vrij verkeer, heeft het Hof er nochtans geen moeite mee om statelijke hinderpalen gelijk te stellen met "belemmeringen die voortvloeien uit handelingen die door niet onder het publiekrecht vallende verenigingen of lichamen krachtens hun eigen rechtsbevoegdheid worden verricht"(overweging nr. 98) zoals bijvoorbeeld handelingen van vakverenigingen...

Het uitgangspunt dat vakbonden niet zouden mogen ijveren voor meer gunstige bepalingen is evenzeer merkwaardig nu het Hof van Justitie enerzijds oppert dat een buitenlandse dienstverrichter steeds vrijwillig kan toetreden tot een CAO die meer gunstige bepalingen bevat, maar hiertoe niet gedwongen kan of mag worden, terwijl zij het recht op collectieve actie net aanvaardt als laatste redmiddel om collectieve eisen af te dwingen en dit recht zodoende vasthaakt aan het recht op collectief onderhandelen en de syndicale vrijheid, om zodoende ook collectieve acties binnen de werkingssfeer van de beginsel van het vrij verkeer te loodsen.

Geen opmerkingen: